Publiek ontzag (bij de heropening van de Notre Dame)
9 december 2024 | Door Ferdinand Borger | Geen reacties
De heropening van de Notre Dame was een zeer welkom evenement voor president Macron, die met zijn presidentschap wellicht het einde van de vijfde republiek ziet naderen; het land is in diepe crisis. Oppervlakkig beschouwd was de heropening iets van koorddansen, voor de Franse staat en voor de Franse katholieken. Voor de president was een rol op het voorplein weggelegd, maar storm en regen joegen hem naar binnen, onbedoeld werd hij de eerste spreker in de kerk. Er klonk dankbaarheid voor de tweeduizend arbeiders die het werk in vijf jaar hebben geklaard enI de lijst van kerkelijke kroningen – waaronder die van Napoleon – werd gememoreerd. Verder vermeed Macron het woord God, maar sprak wel over lot, voorzienigheid en transcendentie.
Nu is het centraal stellen van een kerk, het spenderen van 750 miljoen voor de restauratie inclusief de teruggave aan de katholieke eredienst, een vreemde figuur voor een staat die in de publieke ruimte strikte neutraliteit nastreeft. Toch mogen we de Fransen er dankbaar voor zijn. Want meer nog dan een teruggave aan de eredienst wordt de kerk erkend als publieke ruimte, zonder dat die door de staat wordt ingenomen. Dat de Franse staat daarbij een voorkeur heeft voor de Notre Dame, daar zijn prioriteit legt en niet bij een neutrale ruimte als het Pantheon – plek voor alle goden – heeft vooral te maken met de belangwekkende geschiedenis van de kathedraal. Het is de erkenning dat een gebouw niet gescheiden kan worden van zijn historische omvang, van de getuigen die er doorheen trokken, van de emoties van een volk. Het toont zijn waarde in de momenten van rouw en vreugde, van de tranen die geplengd werden na de aanslag in de Bataclan tot de vrijheidsliederen die met De Gaulle werden aangeheven. Anders dan de kerkelijke gemeente is het de seculiere volksgemeente die hier zijn momenten van transitie heeft gevierd en daarmee het gebouw zijn waarde gaf, ook – en misschien wel juist – in de periode na de Franse Revolutie. Bij de bijna teloorgang van de kathedraal in 2019 kwam dit besef aan de oppervlakte in de vorm van een immense publieke rouw, die veel verder reikte dan de verzameling gelovigen die hun gebedshuis betreurden.
De revolutionaire godin van de Rede is in die ontwikkeling gesneuveld, de katholieke mis is na de revolutie teruggekeerd. Het gebouw is opnieuw gewijd en heeft daarmee zijn sacraliteit teruggekregen. En juist deze sacraliteit kan de publieke ruimte dienen. In een tijd waarin we slagvelden creëren op de sociale media en op de talloze markten waartoe het kapitalisme ons veroordeelt, groeit de nood aan plekken waar we stil vallen en we niet vanuit het concurreren en het schelden, maar vanuit het zwijgen een gesprek beginnen. Ontzag en verwondering voor het heilige, dat wat niet geschonden mag worden, leert ons afstand houden. Het is in die afstand dat er ruimte ontstaat en het besef groeit dat we de ander kunnen naderen, maar niet bezitten. Het komt er dus op aan opnieuw de nadering te leren, onze onmiddellijke wil tot weten prijs te geven en daarin het oordeel op te schorten. Dit kan het heilzame van een kerk zijn en van goede liturgie, dit kan een kerk toevoegen aan een publieke ruimte.
Hierbij moet wel een kanttekening worden gemaakt. Ontzag werd in de geschiedenis afgedwongen door macht gekoppeld aan hiërarchie. De hiërarchie vereiste overgave en onderwerping. De Franse Revolutie heeft weliswaar in naam aan dit ontzag een einde gemaakt, maar de hiërarchie is in de Franse samenleving tot in de haarvaten gebleven. Voor veel Fransen voelt ontzag nog steeds als afgedwongen. Iets van protestantisme zou hen daarbij kunnen helpen, maar wel: met mate geconsumeerd.
Gepubliceerd in het Nederlands Dagblad, 12 december 2024
.