Hij begint bij het begin, bij de schepping van hemel en aarde. En direct bij het begin breekt er een stem door: Wees niet bang! Uitgesproken door Yvonne van den Eerenbeemt die op uitstekende en ontroerende wijze de tegenstem van Ragas wordt, zijn geweten vormt, de cynicus die naast hem staat belichaamt, maar ook de stem met wie hij de selectie van bijbelverhalen op een wervelende manier brengt. Wees niet bang! Het komt als een mantra terug. Net als de zin: Sta op! Daar staat hij dan, soms zichzelf verdedigend ten overstaan van vakgenoten die de bijbel al lang als achterhaald beschouwen, – daarbij geholpen door een prachtig lied van Herman Finkers – en parodiërend op de successen van het befaamde duo Gert en Hermien dat hun populariteit ten onder zag gaan toen ze zich bekeerden tot de Pinkstergemeente.
Bastiaan ontdekt de Bijbelverhalen met alle weerbarstige personages, die geen van allen de huidige cancelcultuur zouden doorstaan. Hij fileert de hypocrisie ervan door de zaal uitbundig Malle Babbe te laten zingen – het lijkt even alsof carnaval losbreekt – om dit abrupt af te kappen. Waar zijn jullie nou mee bezig? Bastiaans bijbelse ontdekkingstocht is het blootleggen van al die verhalen van mensen van vlees en bloed, van David – uitverkoren koning die zijn vreemdgaan met Batseba verdedigt – van Job die niets begrijpt van het wrede lot dat hem overkomt en de vrome prietpraat van zijn vrienden afwijst. Met verve gaat het door de Bijbel. Natuurlijk: met maar een beperkte selectie van verhalen, maar Ragas vertelt ze met het verlangen iets van dit leven te kunnen begrijpen. Daarin komt het levensverhaal van hemzelf mee. Indringend is het getuigenis van de plotselinge dood van zijn broer Roef.
Bijbelverhalen kennen zelden een happy-end
Sentimentaliteit ligt hier snel voor de hand, maar ook dat gebeurt niet. En dat is zeker de verdienste van de rol van Yvonne van den Eerenbeemt, die hem kritisch bij de les houdt maar zich ook beklaagt dat de Bijbelverhalen zelden een Hollywood-achtig happy-end hebben. De Bijbel blijkt een harde leerschool. Maar die harde leerschool heeft prachtige dingen voortgebracht. Uit die rijke schat klinkt bijna op het eind verrassend Händels aria ‘I know that my Redeemer liveth’ waarvan de tekst afkomstig is uit het verhaal van Job. Adembenemend mooi.
En dan gebeurt er iets bij mij dat misschien een antwoord is op de vraag die Ragas aan het begin stelt: of iemand wel eens de stem van God gehoord heeft. De voorstelling geeft daarop geen antwoord. Gelukkig. Maar een stem die een hele ruimte vult: dat kan dus. Net zoals het licht van die ene kaars die na de aria ontstoken wordt en in staat is het duister te verdrijven. Het lied van Taizé klinkt: Als alles duister is, ontsteek dan een lichtend vuur dat nooit meer dooft.
Je kunt een lied zingen. Je kunt een verhaal tot leven wekken. Je kunt theater maken. Je kunt het donker verdrijven. We kunnen het allemaal. We zijn er anderhalf uur getuige van geweest. Daar had de voorstelling wat mij betreft mogen eindigen. Het liefdesduet dat volgt is een beetje een knieval voor het Hollywood-verlangen en doet afbreuk aan het voorafgaande. Wat wel zeer krachtig is: het koor dat op het eind het podium betreedt. Zij nemen de stem over, zonder opsmuk, zonder enige theatraliteit. Ontroerend. Zo moet het gaan. En zo gaat het al eeuwen.
Ook gepubliceerd op nieuwwij.nl