Stille hoop
29 maart 2020 | Door Ferdinand Borger | Geen reacties
Het is zondagmiddag als ik dit schrijf. Ik heb de auto gepakt en ben een stuk buiten Waalre gereden en onbedoeld op de grens gestuit. Die van België. Achter Luyksgestel is de weg met barricades afgezet. De Belgen hebben hun land afgesloten voor de noorderlingen. Ik zet mijn auto neer, maak een foto van dit unieke moment in de geschiedenis, trek mijn wandelschoenen aan en sla een pad in dat langs de grens voert. Als ook dit pad na een paar honderd meter België inbuigt stuit ik opnieuw op een barrière. Ook hier laten de zuiderburen mij niet toe. Maar dit dranghek blijkt van mindere kwaliteit. Het is door de wind omver geblazen. Er is hoop.
Op de terugweg zijn de wegen nog leger dan ze al waren. De kilte heeft de mensen makkelijk binnengehouden. Ook de straten van Waalre zijn leeg. Het is nog maar drie weken geleden dat het advies kwam om geen handen meer te schudden. Daarna werden we aangespoord om sociale distantie te betrachten en toen kwam de anderhalve meter maatregel. Die werd weer vergezeld van de oproep om binnen te blijven en zoveel mogelijk thuis te werken. De scholen, musea, theaters en bioscopen gingen dicht. Veel winkels sloten hun deuren. Supermarkten werden leeg gehamsterd en voor de bouwmarkten en grofvuilstations vormden zich rijen. Vliegvelden werden parkeerplaatsen voor vliegtuigen, stations aanlegplaatsen voor lege treinen. Binnen drie weken sloeg een golf van veranderingen over de wereld. Het werd stiller. Een vreemde stilte. Wie het begrijpt mag het zeggen.
Als ik thuis kom loop ik nog even naar de kerk. Ook dit gebouw is de laatste weken grotendeels verlaten. Jubilate zingt niet meer op maandagavond, de orkesten zijn vertrokken en alle kerkelijke activiteiten zijn afgelast. Er wordt niet meer gegeten. En ook met de kerkdiensten zijn we opgehouden. Het advies om daar mee te stoppen wekte verzet in mij op. Al wist ik niet zo goed waarom.
De lege kerk is al even vreemd als de lege straat. Toch vult de kerk zich af en toe. Met mensen en met dromen. Op vrijdagmorgen zie ik opeens onze kaarsenmaker binnenlopen. Hij heeft de nieuwe Paaskaars bij zich, verborgen nog in plastic. Op zondagmorgen stelt iemand voor de eerste kerkdienst een Paasviering te laten zijn, ongeacht het tijdstip van het jaar. We kunnen dan de kaars ten doop houden. Een vrije-tijd-pottenbakster uit mijn kerk stuurt mij prachtige foto’s van het nieuwe Avondmaalstel dat op haar draaischijf ontstaat. Ook dat stel kan bij de eerste dienst worden ingewijd. Iemand anders vertelt mij in moeilijke tijden zich altijd het verhaal van de vijf wijze en vijf dwaze maagden te herinneren. Hoe houden we de lampen brandend? Ineens besef ik – misschien wel meer dan ooit tevoren – dat deze kerk, deze lege ruimte de drager van herinneringen en verhalen is. En in die lege ruimte vind ook ik mijn plek.
Het verhaal van de maagden roept een ander verhaal in mij op. Uit het Oude Testament. Het is het verhaal van de jonge Samuël, die door zijn ouders naar de tempel werd gebracht om priester te worden. Ik heb dat verhaal altijd prachtig gevonden. De jongen sliep naast de godslamp die het bijna begaf. Godsgeloof was uitzonderlijk in de die tijd, visioenen en dromen waren schaars. Zo vertelt het verhaal. Als ik even later de kerkzaal inloop weet ik ineens waar mijn verzet tot kerksluiting vandaan komt. Ergens moet er een plaats blijven waar de leegte de verwondering kan oproepen, of de herinnering, of het verhaal dat je gaande houdt. Het is de plek waar je je wilt laten raken. Het komt er daarom op aan de godslamp brandend te houden. Er moet ergens een open plek blijven en die dien je door deze te beschermen.
Weet je wat het is, zeg ik later tegen iemand in een ander gesprek. In crises als deze wordt een mens ook met zichzelf geconfronteerd. Je kent jezelf toch maar slecht soms. Welnu, diep in mij verborgen zit een vroom, piëtistisch jongetje. En hoe volwassen ik dan ook mag zijn, dat piëtistische jongetje is gebleven. Het roept nu af en toe. Het verzet zich soms. Het heeft een stem. En het moet af en toe wat schrijven, vult mijn gesprekspartner aan. Dat klopt zeg ik. Af en toe schrijft dat jongetje in mij. Vanwege de godslamp.
Voeg een reactie toe