Baudet, vrucht van onze leegte
22 maart 2019 | Door Ferdinand Borger | Geen reacties
Hoe de tijd te duiden? Het is met aarzeling dat ik dit schrijf. Wat we zien moet onmiddellijk worden begrepen, wat gebeurt dient direct geplaatst binnen de kaders van oorzaak en gevolg. We gunnen ons niet meer de tijd voor reflectie en we begrijpen niet meer wat we zien. Waren er terroristische motieven afgelopen maandag bij de dader die drie mensen doodschoot in de Utrechtse tram? Was er sprake van een groep? Het schijnt dat de dader Allah aangeroepen heeft toen hij schoot, dus toch moslimterrorisme. Zijn broers zijn geradicaliseerd. Geruchten werden snel verspreid via de dorpspomp van de sociale media. Fake nieuws meestal, brandstof voor verontwaardiging en woede. Nu, zoveel dagen later, weten we het nog steeds niet. Het was een verwarde man die schoot. Hij heeft een crimineel verleden. Dat weten we. Meer niet nog. Maar wij, zenuwachtig opgejaagd in onze wil tot weten, verdragen de onwetendheid inmiddels even moeilijk als de daad van het moorden zelf. Angst genereert onwetendheid, onwetendheid baart angst. We zitten gevangen in een nare cirkel. Arme wij.
Maar er is hoop. Sinds woensdag 20 maart is er een nieuwe verlosser aan de horizon verschenen die met een verrassende helderheid ons juist bij het invallende duister komt bevrijden met zijn licht. Waar komt hij vandaan? En wie bracht hem voort? Wijzelf. En met wij bedoel ik: dit land, deze cultuur, deze politiek, deze economie. Baudet is een groot opgeblazen verhaal, een opeenstapeling van citaten, een samengesteld construct, vermengd met charme, narrengedrag, voorliefde voor de rel en pianospel. Hij speelt met de angst en vult onze onverdraaglijke onwetendheid door simpele oplossingen voor te spiegelen: Sluit de grenzen, doe alsof er geen klimaatprobleem is, maak een einde aan onzinnige kunstuitingen en gooi de hele Haagse corrumperende en domme elite weg. Volg mij en echt: het ochtendgloren zal de heilstaat over ons land uitspreiden. Heilstaat? Baudet acht de tijd rijp voor een renaissance. Dit laatste woord is niet zo maar gekozen. Het duidt op een herontdekking van onze waarden en geschiedenis. Ze dienen slechts te worden opgegraven. Het klinkt vriendelijker dan revolutie. Revolutie breekt met het verleden. Renaissance ontsluit de schat van de – volgens Baudet – meest superieure cultuur die de mensheid heeft voortgebracht. Dat deze cultuur ook de grootste genocides op zijn naam heeft staan laat hij buiten beschouwing. Dat verontreinigt het verhaal te veel. Het zijn maar vervelende feiten. Racisme is ook een naar woord.
De vraag blijft vooral waarom dit verhaal zo aantrekkelijk is. En dan is er maar één antwoord mogelijk: omdat het aan andere verhalen ontbreekt. Het politieke midden heeft zich leeggemaakt en is markt geworden. Politiek draait vooral om cijfers, visies zijn berekeningen geworden. Met Baudet herhaalt zich de Fortuijn revolte van het begin van deze eeuw. Die opstand werd gezien als een antwoord op de paarse kabinetten, die alle ideologieën overboord hadden gezet om de brede weg te banen voor neoliberalisme en marktdenken. Baudet is een nieuwe reactie op dit lege denken. Hij bedient zich daarbij van de middelen die ditzelfde marktdenken heeft voortgebracht. Hij hanteert de methodes waarvan inmiddels de hele samenleving is doordrenkt: we dienen ons groot en sterk voor te doen in onze strijd om werk, we moeten vechten voor onze koopkracht en voor het verwerven van onze maatschappelijke positie, zelfs het verkrijgen van woonruimte vraagt inmiddels om strijd. We zijn ten diepste vechters geworden, omringd door tegenstanders. Diversiteit is daarbij vooral de bedreiging geworden van wat vreemd is. Baudet doet zich bij dit alles voor als de held die wij horen te zijn. Onafhankelijk en individueel. Dat maakt hem gevaarlijk aantrekkelijk. Hij stelt met deze overwinning ‘naar het front’ geroepen te zijn. Dat heeft iets heroïsch. Hier sta ik en ik kan niet anders. Opofferingsgezind wil hij voor ons vechten. Nog even en de held zal zijn tragische gang gaan. Met zijn quasi religieuze retoriek raakt hij aan onze leegte. Hij is er de vrucht van.
In de overwinningsroes op 20 maart liet zich de – blanke – vitaliteit zien die dit gedachtengoed ontketend. Het is samenbindend met een helder doel voor ogen: Een Nederland met gesloten grenzen levend in een illusionair verleden. Een verleidelijke vitaliteit, overzichtelijk en exclusief. Niet voor iedereen weggelegd maar dat is ook de bedoeling.
Om eerlijk te zijn kan ik jaloers worden op die vitaliteit, maar schrik gelijk terug als ik het land voor ogen stel waar Baudet en de zijnen naar streeft. Een land waar ik de keuze heb om daar niet te willen wonen. Anderen zullen die keuze niet hebben. Wat te doen? We zullen op zoek moeten naar een andere vitaliteit, die recht doet aan alle inwoners van dit land. Een vitaliteit die zijn oorsprong niet vindt in het gevecht, waar we ondertussen massaal verslaafd aan zijn geraakt, maar in het gesprek en de ontmoeting. Ik weet: dat klinkt soft, het is sexyer om te vechten en te brallen, maar daar gaan we het niet mee redden. Gelukkig reikt het staatsbestel ons een model aan. De Eerste Kamer wil vooral een ‘chambre de reflexion’ zijn. Wil een mens kunnen reflecteren dan moet er aan twee voorwaarden worden voldaan: er moet tijd zijn en een zekere afstand tot de zaak waarop wordt gereflecteerd. Aan beide zaken hebben we een tekort, maar beiden zijn broodnodig willen we een beschaving overeind kunnen houden. Welnu, laten we overal in het land Eerste Kamers gaan oprichten, in kerken, moskeeën, dorpshuizen, woonkamers, waar dan ook. Plaatsen waar we de sociale media gaan uitzetten, in gesprek gaan met iedereen die dat wil en ons de vraag stellen hoe we de toekomst van dit land voor ons zien. Ons ook de vraag stellen hoe we ons ongeduld te boven komen en onze opgejaagde wil tot weten tot rust kunnen brengen. Eerste Kamers als plekken waar we onze angst te boven komen en de woede buiten blijft. Plekken waar het in gesprekken er hard aan mag toe gaan, maar fatsoen een ongeschreven regel is. We zullen wat moeten doen nu. Het is vijf voor twaalf voor Baudet. Ik vrees dat hij daarin gelijk heeft.
Voeg een reactie toe